STOMENDE KLEIPIJPEN

door Aad Kleijweg

Beetje vreemde titel voor kleipijpen, maar wat deze drie pijpjes gemeen hebben is dat ze in de bloeiperiode van het stoomtijdperk gemaakt zijn en dit als zodanig in de afbeelding of tekst is terug te vinden.

James Watt geboren 1736, Schots ingenieur, wordt doorgaans gezien als de uitvinder van de stoommachine. Strikt genomen is dat niet juist want er waren ook anderen mee bezig. Maar James Watt ontwikkelde in opdracht van Matthew Boulton, eigenaar van een grote nijverheidsfabriek, een stoommachine die een groot succes werd. In 1774 begonnen  James en Matthew samen een bedrijf in Soho, een plaats bij Birmingham, waar ze de verbeterde stoommachines produceerden. Vanaf dat moment ontwikkelden stoommachines zich zodanig dat ze later in de 19e eeuw  de industriële revolutie veroorzaakten. Tot nu toe kleine ambachtelijke kleinschalige bedrijfjes ontwikkelden zich dankzij de stoommachine tot grootschalige industrie. De firma Van Nelle is daar een goed voorbeeld van. Op de stoommachine toegepast op een locomotief heeft James Watt in 1784 patent aangevraagd. De eerste stoomlocomotief werd gebouwd in 1804 door Richard Trevithick in Engeland. Echter door de vele kinderziektes was hij niet praktisch te gebruiken. De eerste praktisch goed te gebruiken stoomlocomotief werd gebouwd in 1829 door George Stephenson. Vanaf die tijd ontwikkelden stoomlocomotieven zich verder zodat ze in het eind van de 19e eeuw hun gouden eeuw meemaakten. In de dertiger jaren werd op technisch vlak het hoogtepunt bereikt, en op 3 juli 1938 werd het absolute snelheidsrecord van 203 km per uur gehaald. Na het einde van de tweede wereldoorlog werden de stoomlocomotieven al snel verdrongen door diesel en elektrische locomotieven. De factoren die daar aan bijgedragen hebben zijn een tekort aan kolen, slechte arbeidsomstandigheden en het lage rendement ten opzicht van diesel en elektrische locomotieven.

1.  

Het eerste pijpje is een reclamepijpje van de firma Van Nelle.
Dit pijpje is gemaakt in opdracht van de firma De Erven de Wed. J. van Nelle door de Goudse pijpenmaker P. van der Want Gz.
De tekst op de ketel luidt.

DE ERVEN DE WED
J.VAN NELLE
STOOMTABAKSFABRIEK
ROTTERDAM

De firma De erven de Wed. J. van Nelle, ook wel bekend als De Weduwe is in 1782 begonnen als een winkeltje in koffie, thee, tabak en snuif. Het winkeltje was gevestigd aan de Schiedamse Dijk met daarachter aan de Leuvenkade een fabriekje. Tijdens de snelle groei van het bedrijf werden er voortdurend aanliggende panden bijgekocht. In 1864 verleende de gemeente Rotterdam een vergunning voor het plaatsen van een stoomwerktuig voor het kerven van tabak. Vanaf dat moment komt op de fabrieken STOOM-TABAKSFABRIEK te staan.

2.

Het tweede pijpje, model mosterdlepel, laat twee prachtige voorstellingen zien hoe stoommachines  toegepast werden in het openbaar vervoer. We zien een stoomlocomotief met wagon er achter, en aan de keerzijde een stoomraderboot. Op de steel aan de kant van de raderboot lezen we de afgebroken tekst STOOMB of STOOMD, de laatste letter is beschadigd. Aan de keerzijde rest nog de tekst PYPEN. Van dit pijpje zijn varianten bekend van de Goudse pijpenmakers firma's Goedewaagen met de tekst op de steel STOOMVAART nr 290 uit hun collectie en in een catalogus van de firma P van der Want zonder tekst op de steel, nr 212 in hun collectie. In het boek van W. Krommehoek en A. Vrij zien we zo'n zelfde pijpje die de tekst SPOORDIENST EN STOOMVAART draagt. Pijpje nummer drie is een shagpijpje met een wat versleten en eenvoudiger voorstelling met het zelfde thema als pijpje nummer twee.

3. 

1a Coll: Aad Kleijweg 1. 1a Coll: Aad Kleijweg 2. 1a Coll: Aad Kleijweg 3.
1b Achterwillens Gouda 1b   1b Achterwillens Gouda
2a Ovoide 2a Mosterdlepel 2a Isabé
2b Tekst aan de rokerszijde
DE ERVEN DE WED
J. VAN NELLE
STOOMTABAKSFABRIEK
ROTTERDAM
2b Stoomraderboot
Stoomlocomotief
2b Stoomraderboot
Stoomlocomotief
2c Wapen van Gouda / - 2c   2c  
2d Gekroonde 54 2d   2d  
2e Ongeglaasd 2e Ongeglaasd 2e Ongeglaasd
2f Gebotterd 2f Gebotterd 2f Gebotterd
2g Geen radering rondom ketelopening 2g Geen radering rondom ketelopening 2g Geen radering rondom ketelopening
2h 2h   2h  
3a   3a Tekst: STOOMB... of STOOMD...
Tekst: ...PYPEN
Schubben bij de ketelaanzet
3a  
3b   3b   3b  
3c   3c 3c  
4 1880 4 Vierde kwart 19e eeuw 4 1900
5 Gouda 5 Gouda 5 Gouda
6 P van der Want Gz 6   6  
7 [1, p. 402 - 407] 7 [2, p. 298]
[3, p. 67]
[4, Collectienummer 290]
[5, Collectienummer 212]
7  

[1] L. van Duuren: Reclamepijpen van de Wed. J. Van Nelle. (1992) In Pijpelogische Kring Nederland 15e Jrg.
[2] Krommenhoek, W. en A. Vrij, z.j. (1986). Kleipijpen drie eeuwen Nederlandse kleipijpen in foto's. Amstelveen.
[3] Duco, D.H., 1987. De Nederlandse kleipijp; handboek voor dateren en determineren. Leiden.
[4] Goedewaagen, Catalogus (± 1900)
[5] P van der Want, Catalogus (± 1900)

Beschrijvingssystematiek

 

Voor de beschrijving wordt een uniforme systematiek gebruikt die gebaseerd is op de deductieve kenmerken van een kleipijp. Op basis van deze kenmerken worden conclusies getrokken ten aanzien van de productiedatum, productieplaats en eventuele fabrikant van het product. De toegepaste beschrijvingssystematiek is gepubliceerd in Westerheem [1] en de Pijpelogische Kring Nederland [2] en wordt inmiddels bij meerdere stadsarcheologische diensten en particulieren toegepast en ziet er als volgt uit:

 

Identificatie

1a.

Identificatienummer (collectie)

1b.

Vindplaats, vondstomstandigheden

Deductieve kopkenmerken

2a.

Model

Beschrijving conform de definities in [3]; kortweg komt het er op neer dat er naast de zijmerken er een vijftal modellen worden gedefinieerd: dubbelconisch, trechter, ovoide, kromkop en rondbodem.

2b.

Zijmerk links / zijmerk rechts

Beschrijving van het zijmerk aan de linkerzijde van de pijpenkop / beschrijving van het zijmerk aan de rechterzijde van de pijpenkop. De linker- en de rechterzijde van de kop is gedefinieerd zoals de roker deze aanschouwt.

2c.

Bijmerk links / bijmerk rechts

Beschrijving van het bijmerk aan de linkerzijde van de hiel / Beschrijving van het bijmerk aan de rechterzijde van de hiel.

2d.

Makersmerk.

Uitgangspunt is dat het een hielmerk op het uitstekende deel van de pijp betreft. Afwijkingen zoals ketelmerken worden expliciet vermeld. Zijmerken die uiteraard ook een makersmerk kunnen betreffen, worden beschreven onder item 2b.

2e.

Oppervlaktebehandeling

De eventuele oppervlaktebehandeling bijvoorbeeld door middel van een agaatsteen waardoor een geglaasd oppervlak ontstaat, wordt onder dit item beschreven.

2f.

Behandeling ketelopening

Onder dit item wordt de behandeling van de kopopening beschreven. Hieronder wordt verstaan het met de botter afwerken van de kopopening waardoor scherpe randen van deze opening voorkomen worden.

2g.

Afwerking ketelopening

Onder dit item wordt de afwerking van de ketelopening beschreven. Als voorbeeld kan hierbij de hele of halve radering rondom de ketelopening worden beschreven.

2h.

Overig

Overige kopeigenschappen worden onder dit item beschreven. Bijvoorbeeld als het een misbaksel betreft wordt dat hier vermeld.

Deductieve steelkenmerken

3a.

Steelversiering

De op de steel aanwezige versiering wordt onder dit item beschreven.

3b.

Oppervlaktebehandeling

De eventuele oppervlaktebehandeling van de steel wordt hier beschreven.

3c.

Overig

Overige steelkenmerken die niet onder 3a en 3b vallen, worden hier vermeld.

Conclusies op basis van deductieve kenmerken

4.

Datering

Datering die gemaakt wordt op basis van bovengenoemde deductieve kenmerken.

5.

Productiecentrum

Productiecentrum op basis van bovengenoemde deductieve kenmerken.

6.

Pijpenmaker

Mogelijke pijpenmaker/atelier op basis van bovengenoemde deductieve kenmerken.

Overig

7.

Literatuur

Een verwijzing naar soortgelijke producten uit de literatuur wordt onder dit item gemaakt.

 

Literatuur

[1]        Oostveen, J. van en A. van Oostveen-Bonnema, 2001. Kleipijpen; een statistische analyse. In: Westerheem, 50ste jaargang, nummer 1, p. 13-27.

[2]        Oostveen, J. van en A. van Oostveen, 2000. Oproep tot een nationale inventarisatie. In: Pijpelogische Kring Nederland, 22ste jaargang, nummer 88, p. 1192-1195.

[3]        Duco, D.H., 1987. De Nederlandse kleipijp; handboek voor dateren en determineren. Leiden.